IJsland is een parlementaire democratie. Het staatshoofd is een president met een min of meer ceremoniële functie. In feite is het een soort gekozen koning. Hij maakt geen deel uit van de wetgevende of uitvoerende macht en mag zich ook niet met actuele politieke zaken bemoeien. Zijn belangrijkste taak is het verenigen van de IJslandse gemeenschap. Daarnaast is hij een cultureel ambassadeur van het land. De president wordt gekozen middels verkiezingen en vervolgens voor een termijn van vier jaar ingezworen. Aan het eind van die termijn worden er in principe nieuwe verkiezingen gehouden, tenzij de president nog een termijn wenst te blijven zitten en zich geen andere kandidaten melden die azen op de functie. Sinds zijn inauguratie op 1 augustus 2016, wordt de positie ingevuld door Guðni Thorlacius Jóhannesson (26-06-1968). Jóhannesson is de opvolger van Ólafur Ragnar Grímsson (15-05-1943). Die sinds 1996 vijf termijnen lang president mocht noemen. Eerder had hij aangegeven een zesde termijn te ambiëren, maar daar kwam hij op terug nadat zijn schoonfamilie in opspraak kwam vanwege bezit in belastingparadijzen, dat middels de zogenaamde Panama Papers bekend werd. De president heeft het voorrecht te mogen wonen in de residentie te Bessastaðir.
IJsland is verdeeld in acht regio's (landsvæði), 26 deelsectoren (sýslur) en 76 gemeenten (sveitarfélög). In de gemeenten worden praktische zaken als onderwijs, verkeer en bestemmingsplannen geregeld. In de deelsectoren worden de meer administratieve zaken geregeld, zoals de belasting, politie en burgerlijke stand.
Middels democratische verkiezingen worden eens in de vier jaar de zetels in het IJslandse parlement verdeeld. Het parlement wordt alþing genoemd. Het alþing is een eenkamersysteem. Het telt 63 leden die via een systeem met zes kiesdistricten (kjördæmi) gekozen worden, zodat ook de belangen van de bevolking in het dunbevolkte binnenland worden gewaarborgd. Het alþing huist in het Alþingishúsið. Dit pand, uit 1881, is gevestigd in het centrum van Reykjavik. De president dient de wetten, die in het alþing worden gemaakt, te ondertekenen. Weigert hij dat, dan moet op basis van artikel 26 van de IJslandse grondwet zo snel mogelijk een volksreferendum worden gehouden. Sinds de oprichting van de republiek IJsland is het driemaal gebeurd dat een president niet tekende. Alle drie de keren was Ólafur Ragnar Grímsson degene die weigerde. In 2004 weigerde hij een mediawet te tekenen. Bovendien verwees hij de bekrachtiging van akkoorden in de Icesave-affaire tweemaal door naar referenda. De volksraadplegingen daarvoor vonden vervolgens plaats op 10 maart 2010 en april 9 april 2011. Beide malen stemde de bevolking (met respectievelijk 98,10% en 59,77%) tegen goedkeuring van de afspraken die de regering had gemaakt met Nederland en Groot-Brittannië.
Nadat de uitslag van de parlementsverkiezingen officieel is, wordt door de president een formateur benoemd. Die stelt een kabinet samen dat onder leiding staat van de premier (de Forsætisráðherra Íslands). De premier is over het algemeen afkomstig van de partij die tijdens de parlementsverkiezingen de meeste stemmen of zetels heeft behaald. De premier van IJsland is sinds 10 januari 2017 Bjarni Benediktsson (26-01-1970) van de Onafhankelijkheidspartij (Sjálfstæðisflokkurinn), nadat al op 29 oktober 2016 verkiezingen waren gehouden. Om aan een meederheid in het parlement te komen, ging de onafhankelijkheidspartij een centrumrechtse coalitie aan met de Hervormingspartij (Viðreisn) en de partij Heldere toekomst (Björt framtíð). Samen beschikken ze over de minimaal noodzakelijke 32 van de 63 zetels in het parlement.
Sinds IJsland in het jaar 1944 zelfstandig werd (meer hierover op de pagina over de geschiedenis van IJsland), heeft IJsland zes presidenten gekend. Dit zijn Sveinn Björnsson (van 1944 tot 1952), Ásgeir Ásgeirsson (1952-68), Kristjan Eldjárn (1968-80), Vigdís Finnbogadóttir (1980-96), Ólafur Ragnar Grímsson (1996-2016) en Guðni Thorlacius Jóhannesson (2016-heden). Vigdís Finnbogadóttir was de eerste vrouwelijke gekozen president van een soevereine staat ter wereld. Dit is slechts één voorbeeld van hoe geëmancipeerd er in IJsland gedacht wordt. Een ander voorbeeld is het feit dat de voormalige premier Jóhanna Sigurðardóttir getrouwd is met een vrouw (Jónína Leósdóttir) en daarmee de eerste openlijk lesbische regeringsleider ter wereld is. IJslanders vinden dat eerder cool dan dat ze er een probleem van maken.
Op 30 juni 1994 begon een staatsbezoek van Koningin Beatrix, vergezeld door prins Claus, aan het IJsland van Vigdís Finnbogadóttir. Aansluitend genoot de koningin een korte vakantie in IJsland. Eerder al, in 1984, kwam Vigdís Finnbogadóttir naar Nederland voor een staatsbezoek.
IJsland is het enige NAVO-land dat niet over een krijgsmacht beschikt. Een aantal militaire taken, zoals de bescherming van de landsgrenzen ter zee en in de lucht, worden door de kustwacht (Landhelgisgæsla) uitgevoerd. Daarnaast bestaan er bilaterale afspraken met Noorwegen, de Verenigde Staten en andere NAVO-landen, zodat IJsland kan rekenen op steun mocht het ooit worden aangevallen.
Het politiekorps (Lögreglan) van IJsland telt 800 medewerkers en is belast met het handhaven van de wet. Agent Platvoet gaat gewapend met peperspray en een uitschuifbare wapenstok de straat op om misstanden aan te pakken en het recht te laten zegevieren. Daarnaast bestaan er speciale eenheden, waaronder de gepette dames en heren die surveilleren op de internationale luchthaven en de beveiligers van de penitentiaire inrichtingen. Zij kunnen, indien noodzakelijk, wel de beschikken over vuurwapens.
Het meest 'berucht' is de Víkingasveitin (de Vikingpatrouille), waar ongeveer 55 agenten deel van uitmaken. Bij gebrek aan gelegenheden om ervaring op te doen en slapstickachtig optreden in het verleden, is dit het lachertje van het corps. Het enige moment in de recente geschiedenis waarop er echt ingegrepen werd, was op 22 januari 2009. Toen werd een bij het Alþing een vanwege de economische crisis protesterende menigte uiteen gedreven met behulp van traangas. Dergelijk grootschalig ingrijpen had in IJsland niet meer plaatsgevonden sinds 30 maart 1949. Toen werd door de communisten en socialisten geprotesteerd tegen het NAVO-lidmaatschap tijdens de zogenaamde harðvítugra átaka. Omdat gevreesd werd voor een revolutie, werd destijds zelfs traangas ingezet.
Agenten zijn ook in IJsland uw dikste vriend. Ze zijn over het algemeen erg behulpzaam. Vooral buiten de steden zijn ze indien noodzakelijk bereid toeristen uitgebreid bij te staan. IJsland is echter ook berucht om de snelheidscontroles en stevige boetes die agenten op kunnen leggen. Wat dat betreft is het ook in IJsland moeilijk aan de lange arm der wet te ontkomen. U bent dus gewaarschuwd! In vrijwel elke plaats is een politiepost te vinden en alle hulpdiensten in IJsland zijn bereikbaar via het alarmnummer 112. De Logreglan beschikt over een bont wagenpark. Wie goed oplet kan de kit zelfs op Harley's voorbij zien komen.
Mensen die in IJsland te ver van het rechte pad afwijken, leden van de penose en andere figuren die strafbare delicten begaan, lopen het risico in het gevang te belanden. De toegang tot penitentiair systeem in IJsland is het uit 1874 daterende gebouw Hegningarhúsið (strafhuis) te Reykjavík. Alleen gedetineerden die een korte straf uit moeten zitten, worden hier is het cachot gegooid. Er is plek voor 16 gedetineerden. Voor alle gevangenen wordt hier beoordeeld op welke plek zij tot hun invrijheidstelling mogen verblijven. Verreweg de meeste delinquenten komen terecht in de gevangenis Litla-Hraun (klein lava) nabij Eyrarbakki (zo'n 61 kilometer ten zuidwesten van Reykjavík). Dit is de grootste bajes - of rots (steininum) zoals hij in IJslands gevangenisjargon wordt genoemd - van de zes die IJsland er telt. Litla-Hraun kan 87 personen (53% van het totaal aantal van 165 plekken in IJsland) huisvesten. Er worden hier verschillende regiems gehanteerd. Zo is er een afdeling met isolatiecellen (einangrun) waar vlucht- of beheergevaarlijke gedetineerden zonder contact met medegedetineerden verblijven, maar is er ook ruimte om mensen in hechtenis te houden die een wat mildere aanpak of geen beperkingen behoeven (de zogenaamde lausagæslu). De andere vier gevangenissen in IJsland zijn van buitenaf eigenlijk niet als zodanig te herkennen. Er is er eentje met twaalf plekken, die eigenlijk allemaal bestemd zijn voor vrouwen (Kvennafangelsið Kópavogsbraut 17 te Kópavogur), maar waar soms ook mannen geplaatst worden. Het minimum security staatshotel Fangelsið Kvíabryggja te Grundarfirði kan 22 personen plaatsen. De populatie aldaar bestaat vooral uit witteboordcriminelen. In 2010 werd de nieuwe gevangenis Bitra bij Selfoss geopend. Dit is een open gevangenis voor maximaal 16 personen. Als laatste is er een gevangenis bij het politiebureau van Akureyri. Hier zitten mensen die voor drugsgerelateerde delicten zijn veroordeeld en die meewerken aan een revalidatieprogramma. Het regiem is hier redelijk vrij. Na een politieke strijd die ongeveer een halve eeuw in beslag nam, is inmiddels besloten tot de bouw van een nieuwe gevangenis in het gebied Hólmsheiði nabij Reykjavík. Vanaf halverwege 2015 moet het gebouw plaats bieden aan 56 cellen, die onder andere de inrichtingen Hegningarhúsið en in Kópavogur moeten vervangen.
Over het algemeen valt het gevangenisregiem in IJsland te kenmerken als streng doch rechtvaardig en vergevingsgezind. Heel erg streng worden alleen onhandelbare criminelen behandeld. Voor alle anderen is er veel ruimte om opleidingen te volgen, te werken, te sporten (er zijn zelfs gevangenissen met zwembad) en te recreëren. Ook de gezondheidszorg is goed op peil. Over het algemeen gaan de penitentiair inrichtingswerkers fatsoenlijk met de gevangenen om. De doodstraf wordt in IJsland al sinds 1830 niet meer uitgevoerd.
⇑ terug naar boven ⇑