Skógar

Het kleine dorpje Skógar ligt ten zuidoosten van de gletsjer Eyjafjallajökull en ten zuidwesten van de grotere gletsjer Mýrdalsjökull op ongeveer vijf kilometer van de kust aan de zuidzijde van IJsland. Hemelsbreed ligt het plaatsje ongeveer 135 kilometer van Reykjavík verwijderd. Skógar is vooral bekend vanwege de waterval Skógafoss die er te vinden is. Ook is er een aardig museum te vinden. Daarnaast vormt het plaatsje het beginpunt voor een spectaculaire wandeling over de pas Fimmvörðuháls naar Þórsmörk. De naam Skógar betekent overigens 'bossen'.

Het dorpje telt niet meer dan 25 inwoners. Er zijn daarom slechts beperkte voorzieningen in het plaatsje aanwezig. Toch is het plaatsje ingesteld op de vele toeristen die een bezoek brengen. Er zijn twee kleine hotels en er is een camping aan de voet van de waterval.

Volksmuseum

Het volksmuseum van Skógar (Skógasafn) is het belangrijkste museum in zijn soort in IJsland. Het interessante museum omvat een tweetal grote panden en op het buitenterrein zijn enkele typisch IJslandse woningen te zien die vanuit het hele land naar deze plek zijn verplaatst. In de ene grote hal bevindt zich het volksmuseum en in de andere het transportmuseum. In het volksmuseum staan maar liefst 6000 attributen tentoongesteld. Hieronder zijn vondsten uit het verleden, maar het museum besteedt ook aandacht aan oude ambachten, kleding en gebruiksvoorwerpen. Tevens is er ruimte ingericht om zaken uit het dierenrijk te tonen. Het pronkstuk van het museum is de volledig getuigde houten vissersboot Pétursey. Deze boot werd gebouwd in 1855 en was in gebruik tot ongeveer 1946. Omdat er aan de zuidkust van IJsland nauwelijks natuurlijke havens zijn, werd met dit soort boten vooral vanaf de stranden bij Vík gevaren. De bemanning telde zestien koppen. In het transportmuseum zijn verschillende oldtimers te bezichtigen. Er staat bovendien zelfs een vliegtuig. Aan de hand van de voorwerpen wordt duidelijk uitgelegd hoe het transport in IJsland zich door de jaren heen heeft ontwikkeld.

Oude schets van oorspronkelijke IJslandse turfboerderij

Op het buitenterrein, achter het pand waarin het volksmuseum is gevestigd, is een dorpje samengesteld waarin typisch IJslandse woningen uit de geschiedenis zijn te bezichtigen. Bijzonder is hier vooral de grotendeels uit negentiende eeuw afkomstige turfboerderij die zich direct achter het pand van het museum bevindt. In een dergelijke turfboerderij woonde rond 1910 nog grofweg de helft van de IJslandse bevolking. De rustiek gelegen boerderij beschikt over uit hout vervaardigde voorgevels, terwijl de zijmuren uit steen zijn opgetrokken. Bijzonder is het ecologische dak dat van duurzaam turf is gemaakt. Behalve de 1895 gebouwde woning, die barst van de authentieke details en van enkele gemakken is voorzien, bestaat het geheel uit een in 1880 afkomstig ruim vrijstaand vertrek voor dieren, een opslagplaats uit 1830, een keuken uit 1880, een voorraadkamer uit 1830 en een slaapkamer uit 1838. Eenvoud en soberheid sieren de panden. Zo bestaan de vloeren uit samengestampte aarde dat bij regenachtig weer een grote modderpoel vormt. De meeste vertrekken lijken erg klein en het is voor de meeste mensen niet mogelijk er fatsoenlijk te staan. In de tijd dat de turfboerderijen bewoond werden, waren mensen echter 15 tot 20 centimeter minder lang. In de directe omgeving van deze IJslandse variant op de plaggenhut (waarin in de Nederlandse veenontginningsgebieden werd gewoond) bevinden zich enkele noodzakelijke voorzieningen. Zo staan op de belendende percelen een kerkje uit 1879 en een schooltje uit 1901. De boerderij Skál uit 1919 staat iets verderop. Bijzonder hieraan is dat de vertrekken voor de dieren op de onderste verdieping zijn gevestigd, terwijl zich op het platform daarboven de leef- en slaapruimte (de zogenaamde baðstofa) bevindt. Deze ruimte werd boven de stal gebouwd, zodat de hele woning kon profiteren van de warmte die door de dieren werd uitgestoten. Dit soort panden waren erg tochtig, daarom werden er zo weinig mogelijk ramen in geplaatst. Aan het pand vast gebouwd is een opslagschuur uit 1870. Achterin het park staat het houten herenhuis holt dat in 1878 werd gebouwd door ene Arni Gislason. De gevels van dit pand werden geheel opgetrokken uit bij elkaar gejut drijfhout afkomstig van schepen die verloren gingen op de oceaan. In de woning, die veertig vierkante meter beslaat, leefden ooit 18 mensen!

Het boek Onafhankelijke mensen (Sjálfstætt fólk) van nobelprijswinnaars Halldór Laxness, uit 1934-35, geeft een goed tijdsbeeld van de gewoonten en omgangsnormen uit de laatste periode waarin mensen in turfboerderijen woonden. Ook wordt in het boek beschreven wat er zoal bij het bouwen van een turfboerderij, zoals in het volksmuseum te zien is, kwam kijken:

“Stenen zijn aangesleept, graszoden gesneden, turf gestoken, timmerhout gehaald, muren gemetseld, een staketsel opgericht, dakspanten opgetrokken, planken voor een daklaag gespijkerd, een graslaag op het dak aangelegd, een fornuis gemetseld, een schoorsteen geplaatst - en daar staat de boerderij als onderdeel van de natuur.”

Skógafoss

De waterval Skógafoss ligt even ten westen van het dorpje. Het is een bijzonder fotogenieke waterval in de rivier Skóga die water afvoert van de gletsjer Eyjafjallajökull. De valhoogte van het water is ongeveer 60 meter en de waterval is ongeveer 25 meter breed. Het is daarmee één van de grootste watervallen van IJsland.

De rotsen waarvan het water van de Skógafoss naar beneden stort, vormden lang geleden de kliffen van de kustlijn van IJsland. Doordat een groot deel van de zware gletsjers (waarmee vroeger het hele land bedekt was) verdwenen, rees IJsland echter op uit de zee, waardoor de zee zich terugtrok en op deze plek een vijf kilometer brede strook laagland achterliet.

Aan de rechterzijde van de waterval is een trap aangelegd richting een uitkijkplatform, waarvandaan bezoekers de waterval ook van boven kunnen bekijken. In de bovenloop van de rivier zijn nog eens een stuk of dertig andere watervallen te vinden. De meeste daarvan zijn eenvoudig te bereiken via het pad Gönguleið um Fimmvörðuháls. Als dan nog niet voldoende watervallen bezichtigd zijn, kan ook de Kvernufoss even ten oosten van Skógar nog met een bezoek worden vereerd.

De waterval vormt tevens het begin voor de wandelroute naar Þórsmörk (25,7 kilometer), waarbij onderweg tot 1040 meter hoogte geklommen moet worden. Vanuit Þórsmörk vervolgt de route zich richting Landmannalaugar (55 kilometer, 4 dagen). Deze route wordt ook wel de Laugavegur (niet te verwarren met de gelijknamige straatnaam in Reykjavík) genoemd en is erg populair onder wandelaars.

Er wordt gezegd dat de eerste kolonist van de regio, Thrasi Thorolfsson, een kist vol met gouden munten achter de waterval verstopt heeft. Heel veel mensen hebben geprobeerd de schat te bereiken, maar slechts één van hen had succes. Hij slaagde erin een touw vast te maken aan een ring op de kist. Toen hij aan het touw trok, raakte de ring echter los van de kist. De ring heeft jaren als deurknop van de kerk gefungeerd, maar is momenteel in bezit van het volksmuseum.

Skógasandur

Skógar ligt aan de noordzijde van de rondweg rond IJsland. Tussen de rondweg en de oceaan ligt ten zuiden van de weg een steppe die voornamelijk bestaat uit vulkanische as. Nabij Skógar heet dit gebied Skógasandur. Verder naar het oosten is de naam van het gebied Sólheimasandur. Vanuit Skógar is het mogelijk een wandeling te maken door het woestijnlandschap. De tien kilometer lange wandeling leidt naar het wrak van een Super DC-3 (R4D-8 / C-47 SkyTrain) van de US Navy. Dit vliegtuig maakte op zaterdag 24 november 1973 op de vlakte een noodlanding nadat het was verdwaald in slecht weer en zonder brandstof kwam te zitten. De bemanning van het vliegtuig overleefde de landing en kwam er vervolgens achter dat er nog voldoende brandstof in een andere tank aanwezig was. In een poging het vliegtuig te redden werd het eerst naar hoger gelegen grond gesleept (locatie in Google Maps). Daar ligt het nu nog steeds. In de editie van 2012 van het Nederlandse televisieprogramma 'Wie is de mol?, speelde het vliegtuig een rol in de eerste aflevering (De eerste twee uur). Hier kwamen de deelnemers aan het programma voor het eerst bijeen.

Bear Grylls en Jake Gyllenhaal

In een buitengewoon spectaculaire aflevering van de serie Men vs. Wild op Discovery Channel, werden survivalexpert Bear Grylls en Hollywoodster Jake Gyllenhaal (bekend van films als 'Brokeback Mountain' en 'Jarhead') met behulp van een helikopter van ICE-SAR in zware winterse omstandigheden in de besneeuwde bergen gedropt tussen de gletsjers Eyjafjallajökull en Mýrdalsjökull. Het vertrekpunt van de helikopter lag nabij Skógar. De aflevering is te bekijken op Youtube. Het eerste deel ervan is hier te vinden. Bear Grylls maakte voor zijn survivalprogramma drie afleveringen in IJsland. De eerste IJslandse aflevering (nr. 11 van seizoen 1) verscheen op 22 juni 2007 op televisie. De aflevering met Jake Gyllenhaal was de tweede aflevering en die verscheen op 11 juli 2011. De derde, genaamd 'Fire and Ice' (nr. 2 van seizoen 7), kwam exact twee weken later voor het eerst op de buis.

Bereikbaarheid

Zoals vrijwel alle plaatsen in IJsland is Skógar eenvoudig te bereiken via de (snel)weg 1 (Þjóðvegur), die rondom geheel IJsland loopt. Vanuit Reykjavík is de rit 154 kilometer lang. Op dezelfde route ligt Selfoss. Van daaruit is het nog 98 kilometer naar Skógar. Ten oosten ligt op 34 kilometer het zwarte zandstrand van Vík. De eerstvolgende grotere plaats in de die richting is Höfn op 332 kilometer afstand.

Vanuit Reykjavík rijdt tweemaal per dag een bus van busmaatschappij Sterna naar Höfn. Deze bus stopt in Skógar. De rit duurt ongeveer drie uur.



 


Foto's

De waterval Skógarfoss
Turfboerderij in Skógar