Robert James 'Bobby' Fischer

De Amerikaanse schaaklegende Robert James 'Bobby' Fischer (1943 – 2008) had een speciale band met IJsland. Hij sleet zijn laatste dagen in het land. In de Laugardalshöll te Reykjavík werd de schaakgrootmeester in 1972 wereldkampioen na een partij tegen de Rus Boris Spassky. Dit duel wordt ook wel 'the Match of the Century' genoemd en het zette IJsland op de kaart. Het werd in feite gezien als strijd tussen het Westen en de Sovjet-Unie, alsof de schaakpot onderdeel uitmaakte van de Koude Oorlog zelf. Daardoor bracht de strijd veel media op de been. Qua publiciteit kende de wedstrijd alleen haar gelijke in de eerste bokswedstrijd tussen Joe Frazier en Muhammad Ali op 8 maart 1971 in het Madison Square Garden te New York.

Fischer werd op 9 maart 1943 geboren te Chicago. Hij was de zoon van de Joodse Pools-Russische Regina Wender Fischer-Pustan. Zijn vader was de Duitse biofysisch onderzoeker Hans-Gerhardt Fischer. Die is echter nooit in de Verenigde Staten geweest, omdat hem de toegang tot het land werd ontzegd. Aannemelijker is het daarom dat niet Hans-Gerhardt de vader van Bobby Fischer is, maar de Hongaar Paul Nemenyi, met wie zijn moeder een relatie had. Hoe dan ook, Fischer werd opgevoed door zijn moeder. Al in de vroege jeugd van Fischer verhuisde de familie naar het stadsdeel Brooklyn in New York. Toen Fischer ongeveer zes jaar oud was, kocht zijn zus Joan een schaakspel. Daarmee kwam Fischer voor het eerst in aanraking met het spel. Al snel had hij het onder de knie en raakte hij er reddeloos verslaafd aan. Hij werd lid van verschillende schaakverenigingen en leerde zodoende nog beter te schaken. Op zijn dertiende versloeg hij de Amerikaanse Internationaal Meester Donald Byrne. Daarmee was de aandacht van de gehele schaakwereld getrokken. En een jaar later werd hij voor het eerst nationaal kampioen van de Verenigde Staten. Hetgeen hij daarna nog zevenmaal herhaalde. Op 5 mei 1957 werd Fischer, toen 14 jaar oud, de jongste Amerikaanse schaker die de status van 'meester' verwierf. Op zijn vijftiende werd hij ook grootmeester. Op dat moment was hij de jongste schaakgrootmeester uit de geschiedenis. Toen Fischer zestien werd, stopte hij met school, omdat hij vond dat hij er niks leerde en het zonde van zijn tijd was. Zijn moeder liet hem alleen achter in het appartement waar ze leefden. Dit pand was gelegen in een buurt met de hoogste criminaliteitscijfers van heel New York. Hij deed toen al mee aan verschillende grote internationale schaaktoernooien, waarvan hij er velen won.

In 1962 deed Fischer mee aan het kwalificatietoernooi voor het wereldkampioenschapsduel in 1963. Fischer klaagde erover dat tijdens het toernooi op Curaçao de top-3 Russen opzettelijk niet hun best deden tegen elkaar, maar wel tegen de niet-Russen. Onderling eindigden alle duels van de Russen namelijk in een remise. Hierdoor was Fischer kansloos voor deelname aan de wereldtitelwedstrijd. Die tweekamp ging uiteindelijk tussen de beide Russen Mikhail Botvinnik en Tigran Petrosian. In 1964 zette Fischer een voorlopig punt achter zijn carrière. Tot die tijd had hij 94% van de ruim tweeduizend officiële partijen die hij had gespeeld gewonnen. In de jaren erna speelde hij nog her en der enkele toernooien. In 1966 speelde hij een toernooi in Santa Monica, waaraan ook Boris Spassky meedeed. Na hem werd Fischer tweede. Het was het laatste toernooi dat Fischer ooit zou verliezen. Vanaf 1970 begon Fischer aan hernieuwde pogingen om wereldkampioen te worden. Om zich te kwalificeren moest hij veel partijen spelen. Volgens grootmeester Garry Kasparov deed hij dat zo overtuigend dat dit nooit eerder vertoond was. Tijdens een tweekamp in Buenos Aires speelde Fischer tegen Tigran Petrosian. Hij won de wedstrijd met 6½-2½, waarna hij de wereldkampioen Boris Spassky mocht uitdagen voor een duel.

De tweekamp in Reykjavík

Nadat Fischer een lange weg aan kwalificaties had afgelegd, mocht hij de op dat moment door de Wereldschaakbond (FIDE) erkende wereldkampioen, de Rus Boris Spassky, uitdagen voor een duel. Dit duel zou in 1972 gespeeld worden. Fischer wilde niet spelen in Rusland. Het liefst wilde hij dat het duel plaats zou vinden in de Verenigde Staten of Canada. Er waren tien locaties die zich kandidaat hadden gesteld voor de wedstrijd. Uiteindelijk koos de FIDE ervoor om de eerste helft van de tweekamp vanaf 22 juni in Belgrado te spelen en de tweede in Reykjavík. Toen Fischer in maart nieuwe financiële eisen stelde, maar daartegenover geen garantstelling wilde overleggen, trok de organisatie in Belgrado zich terug. Besloten werd om de gehele tweekamp dan maar in de Laugardalshöll te Reykjavík af te werken.

De tweekamp in Reykjavík zou aanvankelijk op 2 juli aanvangen. Er zou gespeeld worden op zondag, dinsdag en donderdag. De wedstrijd zou 24 partijen duren, dus in totaal zou er acht weken gespeeld worden. In de maanden voorafgaand aan de tweekamp veroorzaakte Fischer echter verschillende strubbelingen, waardoor het doorgaan van de wedstrijd tot op het laatste moment onzeker was. De oorzaak van de strubbelingen lag vooral op het financiële vlak. Nadat Fischer eerder met de financiële voorwaarden akkoord was gegaan, stelde hij steeds aanvullende eisen. Zo wilde hij plotseling ook 30% van de entreegelden incasseren. De wedstrijd werd op het laatste moment gered, doordat de Britse bankier James Derrick 'Jim' Slater $125.000,- uit zijn privévermogen toevoegde aan de prijzenpot. De winnaar van de partij zou $156.000,- krijgen en de verliezer $104.000,-. Dat was ruim tienmaal zoveel als er ooit eerder aan prijzengeld was uitgekeerd. Ook maakte Fischer problemen over de verlichting in de zaal, omdat deze niet fluorescerend was. Daarnaast maakte hij ruzie over de televisiebeelden die zouden worden opgenomen tijdens de partij. Tevens protesteerde hij vooraf tegen de aanstelling van de Duitse scheidsrechter Lothar Schmid, omdat die er geen verstand van zou hebben. In de dagen voor de wedstrijd verbleef Fischer in New York en liet hij tot tweemaal toe een reeds geboekte vlucht zonder hem vertrekken. Velen hadden de wedstrijd al opgegeven, maar op 11 juli kon de wedstrijd onverwacht toch doorgang vinden. Dit was vooral te danken aan de diplomatie van de Nederlandse FIDE-president Max Euwe.

Voor aanvang van de wedstrijd gaf Fischer aan dat de strijd om de wereldtitel in zijn ogen tien jaar te laat plaatsvond, omdat hij vond dat hij al minstens tien jaar met afstand de beste schaker ter wereld was. Ook deze tweekamp dacht hij in dertien partijen te gaan winnen. Die arrogantie kwam vooral voort uit het feit dat hij door zijn omgeving al jaren werd behandeld als genie. Hij liep als het ware rond in een wolk van onverslaanbaarheid. In zijn arrogantie durfde hij enorm hoge eisen te stellen aan het hanteren van de spelregels en kwaliteit van de speellocatie. Zo had hij een lijst met 41 voorwaarden die de ideale omstandigheden beschreef waaronder een schaakgrootmeester zijn beroep moest kunnen uitoefenen. De lijst behelsde zaken als de verlichting, het geluid en de vorm en opstelling van de speeltafel. In feite dacht hij, zonder inspraak van zijn tegenstander, te kunnen bepalen hoe de partij gespeeld moest worden. Fischer toonde een voortdurende drang naar rechtvaardigheid. Alsof hij niet begreep dat er ook mensen waren die hem geen schade willen berokkenen. Hij presenteerde zich als een ondankbaar, wispelturig genie en onmogelijk mens. Met zijn houding wekte hij veel antipathie op bij het publiek, waardoor zelfs veel westerlingen voor aanvang van de partij openlijk hun voorkeur voor Spassky uitspraken.

Fischer speelde een zwakke eerste partij en bij de tweede partij kwam hij zelfs helemaal niet opdagen, omdat hij niet wenste te spelen onder het oog van de camera's. Op die apparatuur reageerde hij buitengewoon neurotisch. Fischer meldde dat hem was beloofd dat de apparatuur geheel onhoorbaar, onzichtbaar en nergens te bekennen zou zijn. Blijkbaar was dat niet het geval. De organisatie besloot dat Fischer de tweede partij wegens absentie reglementair verloor: 0-2. Fischer leek daarop het toernooi alleen te willen hervatten als de tweede partij alsnog kon worden gespeeld. Het protest tegen het reglementair verliezen van de pot werd door de organisatie resoluut van de hand gewezen. De derde partij werd echter wel gespeeld in een kleine zaal van de hal, zonder publiek. Dit was een compromis om de wedstrijd toch door te kunnen laten gaan, ondanks dat Fischer al een ticket voor een terugvlucht naar New York had geboekt. De vierde partij werd weer in de grote zaal gespeeld. In de derde tot en met de tiende partij was Spassky erg zwak, waardoor de stand werd omgebogen tot 6½ -3½ . Daarmee was het gedaan met de spanning. Nog steeds maakte Fischer echter ruzie over de aanwezigheid van camera's. Ondanks dat FOX de uitzendrechten van de wedstrijd had gekocht, ging Fischer niet akkoord met de uitzending, waardoor FOX Fischer voor de rechter dreigde te slepen. Toen de achtste partij toch door ABC bleek te zijn uitgezonden, werd Fischer woest.

Ook voor de zeventiende partij dreigde Fischer nog de strijd helemaal te staken als aan zijn eisen voor wat betreft de speelomgeving geen gehoor werd gegeven. Tijdens de zestiende partij was er namelijk voortdurend gepraat te horen in de met 2500 mensen gevulde zaal. Hij verzocht de wedstrijd in een privékamer voort te zetten, omdat de omstandigheden een wereldkampioenschap onwaardig waren. Daartegenover stond dat de Russen zich beklaagden over technische hulpmiddelen die door de Amerikanen zouden worden gebruikt om de wedstrijd te beïnvloeden. Ook werden er door hen vraagtekens gezet bij het feit dat Fischer altijd in dezelfde stoel wilde zitten, terwijl ze beiden gelijk zouden zijn. Spassky meldde zich tijdens de tweekamp tweemaal ziek. Hoewel die ziekte (verkoudheid) door de toernooiarts werd vastgesteld, accepteerde het kamp Fischer de ziekmeldingen niet.

Na de twintigste partij was de stand 11½ -8½. Tijdens de 21ste partij, op 1 september 1972, maakte Spassky, die nog winstkansen had, een hele domme fout, waardoor hij zijn laatste kans op een overwinning liet glippen. Tijdens de middagpauze liet hij vervolgens telefonisch weten de partij op te geven, zodat de resterende drie partijen niet meer gespeeld hoefden te worden en de eindstand 12½ -8½ op het scorebord verscheen.

Op 4 september mocht Max Euwe de kersverse wereldkampioen tijdens de huldiging een lauwerkrans omhangen. Daarmee was Fischer de eerste niet Russische wereldkampioen na Max Euwe, die de wereldtitel droeg tussen 1935 en 1937. Voor de Russen voelde dit alsof Fischer iets van hen afpakte wat decennia lang als Russisch bezit gold. Het feit dat de Nederlandse dammer Ton Sijbrands eerder dat jaar de wereldtitel dammen veroverde op een Rus, maakte het alleen maar zuurder. De Russen hadden namelijk jarenlang verkondigd dat de superioriteit in beide denksporten logisch voortvloeide uit de superioriteit van hun staatsbestel.

Hoewel de wedstrijd ontsierd werd door de vele door Fischer veroorzaakte strubbelingen, was het desondanks één van de weinige evenementen die het publiek zo lang geboeid hebben weten te houden. Wereldwijd konden schaakverenigingen rekenen op een flinke aanwas van nieuwe leden. Na zijn overwinning ontving Fischer een telegram met een gelukwens van de Amerikaanse president Nixon. Bij de huldiging in New York ontving Fischer van burgemeester John Lindsay de gouden medaille van de stad. Door Lindsay werd hij een 'echt Brooklyns genie' genoemd. Fischer was na de tweekamp de eerste schaakmiljonair ter wereld. Hij voorspelde dat hij nog minimaal dertig jaar wereldkampioen zou blijven, maar dat liep anders. Spassky werd na het verlies streng berispt door het Staatscomité van sport in de Sovjet-Unie.

1972 – 1992

Fischer wilde weer gaan leven als kluizenaar bij de Worldwide Church of God in Pasadena in Californië, maar toen bleek dat de profetische onzin die de leider van de kerk had verkondigd niet uitkwam en de kerk werd geconfronteerd met seksschandalen, nam hij afscheid van die kerk. In 1975 moest Fischer het als wereldkampioen opnemen tegen een nieuwe uitdager. Dit was Anatoly Karpov. De FIDE ging echter niet akkoord met de eisen van Fischer over hoe de wedstrijd gespeeld moest worden. Er werd hem een ultimatum gesteld om zijn voorwaarden aan te passen, waarop hij niet inging. Daardoor verloor hij het recht op de wereldtitel. Vanwege zijn verzuim, werd Karpov tot kampioen gehuldigd. Hierdoor speelde Fischer in de twintig jaar na de verovering van de wereldtitel geen officiële wedstrijden meer.

Officieuze WK tegen Spassky in 1992

De enige wedstrijd die Fischer nog speelde was tegen Spassky in 1992 in Joegoslavië. Hoewel Garry Kasparov op dat moment de officiële FIDE-wereldkampioen was, claimde Fischer de ware wereldkampioen te zijn, omdat alle andere wedstrijden in scène zouden zijn gezet. Hij eiste van de organisatie dat het duel het officiële wereldkampioenschap werd genoemd. Voor de tweekamp werd Fischer door officials vanuit de Verenigde Staten gewaarschuwd niet te spelen, omdat er door president George Bush en de VN resoluties waren uitgevaardigd tegen Joegoslavië. Die verboden het om te handelen met het land, waar op dat moment een burgeroorlog woedde. Na ontvangst van een schrijven daarover, belegde Fischer een persconferentie waarbij hij voor het oog van de camera's spuwde op de brief.

Het duel vond deels plaats op het eilandje Sveti Stefan, dat via een dam verbonden is met de kust van het huidige Montenegro. Er werd gespeeld om een prijzenpot van $5.000.000,-. Ten tijde van de tweekamp vonden binnen tweehonderd kilometer van het eilandje de bloedvergieten rond de stad Sarajevo plaats. Oorspronkelijk bestond op het eiland een vissersdorpje, maar het werd onder het bewind van Joegoslavisch communistische leider Tito ongebouwd tot luxe resort. Tijdens het toernooi was het in het bezit van de gangster Jezdmir Vasiljević. Vasiljević was in Servië algemeen bekend onder de naam Boss Jezda. In het begin van de jaren negentig richtte hij de 'bank' Yugoskandic op. De bank wist veel mensen harde valuta (dollars en Duitse marken) afhandig te maken. De inleg van nieuwe 'klanten' werd gebruikt om de beloofde 15% aan rente te kunnen voldoen aan bestaande klanten. De opbrengsten werden gebruikt om internationale handelsembargo's te omzeilen. Er werd voornamelijk olie van gekocht. Andere ondernemingen van de maffiabaas voorzagen in de handel in namaaksigaretten van merken als Pall Mall en Marlboro. Ook zou het geld gebruikt zijn om de troepen van Slobodan Milošević te financieren. Toen het piramidespel van de bank instortte, vertrok Vasiljević plots naar Israël. Veel Serviërs beseften op dat moment dat zij al hun spaargeld kwijt waren, waardoor er paniek in het land uitbrak. Vasiljević wist verschillende keren vervolging te ontlopen, totdat hij op 4 april 2009 in Nederland werd opgepakt nadat hij papieren met een valse identiteit had overlegd als asielzoeker. Hij poogde er vervolgens voor te zorgen dat hij aan Ecuador zou worden uitgeleverd, omdat hij was getrouwd met een Ecuadoraanse. Deze was uit angst voor de gangster echter al met haar twee kinderen naar Columbia gevlucht. Door Nederland werd hij vervolgens overgedragen aan Servië, waar hij wordt vervolgd voor het benadelen van klanten voor een bedrag van 190 miljoen Duitse mark en de diefstal van 58 miljoen Duitse mark.

De wedstrijd was van matig niveau en werd gewonnen door Fischer met 10-5. De Amerikaanse overheid besloot een arrestatiebevel tegen Fischer uit te vaardigen, waardoor hij niet kon terugkeren naar zijn thuisland.

Het leven van Fischer na 1992

Na 1992 nam Fischer steeds meer een vijandige houding jegens de Verenigde Staten aan. Hij leefde in Boedapest en liet daar geen mogelijkheid onbenut om negatief over Amerika te spreken. Fischer, die zelf van Joodse afkomst was, liet het bovendien niet na om antisemitische preken, waarin hij de holocaust ontkende, af te steken. Hij toonde zich eerder al een groot fan van Hitler en zijn gedachtegoed en ontkende zijn Joodse afkomst. In verschillende radio-interviews wereldwijd, liet hij zich in niet mis te verstane woorden uit over Joden. Dieptepunt was een interview dat hij gaf een uur of vier na de aanslagen in New York op 11 september 2001. Hij vertelde in dit interview dat hij bij was met de aanslagen. Later stuurde hij zelfs een brief naar Osama Bin Laden. De Nederlandse schaakmeester Hans Böhm verklaarde dat Fischer het slachtoffer was van zijn eigen geestesziekte.

Fischer leefde enige tijd in Japan, totdat hij op 13 juli 2004 werd aangehouden bij een paspoortcontrole op Narita Airport (Tokio). Zijn Amerikaanse paspoort bleek niet meer geldig te zijn, vanwege het nog arrestatiebevel dat nog steeds van kracht was. In Japan werd Fischer vastgezet. Hij wilde de Amerikaanse staatsburgerschap vrijwillig opgeven en Duitser worden, omdat zijn vader van Duitse afkomst was. Japan wilde Fischer echter gewoon kwijt. Vervolgens deed Fischer een verzoek aan IJsland om hem asiel te verlenen. IJsland stemde daarin toe. Hij mocht als stateloos persoon naar het land reizen. Dat was voor Japan onvoldoende. Naar aanleiding van die weigering van Japan besloot het Alþing unaniem dat aan Fischer op humanitaire gronden het IJslands staatsburgerschap moest worden verleend. De Japanners vonden dat wel voldoende en lieten Fischer naar IJsland vertrekken.

De redenen voor het feit dat het Alþing het staatsburgerschap aan Fischer cadeau gaf, lagen in het feit dat Fischer er tijdens de wereldtitelstrijd in 1972 voor zorgde dat de ogen van de gehele internationale pers voor het eerst op IJsland waren gericht. In dezelfde tijd gebeurde dat echter vaker. Zo bevonden de kabeljauwoorlogen met Engeland zich tijdens het duel op een hoogtepunt, omdat IJsland de grens van haar territoriale wateren naar 50 mijl vergrootte om de visserijsector te beschermen. Op 23 januari begon op het eiland Heimaey tevens een beroemde uitbarsting van de vulkaan Eldfell, die dreigde een heel dorp te verwoesten. Ook deze gebeurtenis kreeg ruime aandacht van over de gehele wereld.

Fischer leefde in vrijheid in IJsland totdat hij op 17 januari 2008 stierf aan nierfalen. Hij ligt begraven bij het witte kerkje Laugardælakirkja in het plaatsje Laugardælir op ongeveer een kilometer ten noordoosten van Selfoss, Suðurland (locatie). Zijn laatste rustplaats wordt gemarkeerd door een bescheiden witte steen. Hoewel de plek daarvoor niet erg geschikt is, bezoeken veel mensen zijn graf. Het testament van Fischer laat echter niet toe dat er meer ruimte voor bezoek aan zijn graf wordt ingericht. De tafel waaraan de schaakpartij in 1972 gespeeld werd, is tegenwoordig te bezichtigen in het nationaal museum te Reykjavík.

Meer informatie

Mensen die geïnteresseerd zijn in het verloop van de partij in IJsland, kunnen hierover meer informatie verkrijgen in het Max Euwe Centrum (website) te Amsterdam.

terug naar boven