Ingólfur Arnarson

De Noorse Viking Ingólfur Arnarson wordt algemeen gezien als de eerste man die zich permanent op IJsland vestigde. Tevens is hij de naamgever van Reykjavík. Volgens het Middeleeuwse schrift Landnámabók reisde hij in het jaar 874 met zijn vrouw Hallveig Fróðadóttir, enkele stamgenoten en een aantal slaven met zijn boot vanuit Noorwegen naar IJsland. De tocht nam vier dagen in beslag.

IJsland was kort daarvoor per ongeluk ontdekt door schippers die op hun reis naar de Færøer in slecht weer terecht kwamen en vervolgens voor de kust van IJsland verzeild raakten. De eerste van hen zou een in Noorwegen geboren man zijn geweest die luisterde naar de naam Naddod en die rond 860 voor de kust verscheen, vervolgens was het de Deense Garðar Svavarsson die rond het jaar 861 bij Húsavík overwinterde en in het jaar 870 kwam de Noor Uni Danski een kijkje nemen. Voordat de Vikingen arriveerden zouden er overigens al Ierse of Schotse monniken op het eiland hebben gewoond. Noorse stamhoofden besloten zich buiten Noorwegen te vestigen toen Harald I van Noorwegen (Harald Veelhaar) aan de macht kwam van het land. Hij poogde middels onderdrukking te bewerkstelligen dat de rijke en machtige stamhoofden zich aan hem zouden onderwerpen. Om aan het regime van Harald Veelhaar te ontkomen, voelden veel stamhoofden zich gedwongen te vertrekken.

De eerste Viking die naar IJsland voer, met het doel daar een nieuw leven te beginnen, was Flóki Vilgerðarson. Doordat al zijn vee stierf tijdens de eerste winter, zat er voor hem niets anders op dan hem te peren en berooid terug te keren naar Noorwegen. Hij gaf het eiland de naam 'IJsland' en maakte de pleiterik.

Ook andere Noorse stamhoofden poogden naar IJsland te migreren. Veelal waren zij succesvoller dan Flóki Vilgerðarson. Zo ook Ingólfur Arnarson, die in Noorwegen ook nog eens in een bloedig familievete terecht was gekomen en als afkoopsom voor het vermoorden van twee mannen al zijn land had moeten afstaan. Toen zijn schip in het jaar 874 voor de zuidkust van IJsland verscheen, gooide hij, naar oud Noors gebruik, twee kostbare houten pilaren met heidense voorstellingen (de Öndvegissúlur) overboord. Deze hoge pilaren behoorden aan weerszijden van de troon van het stamhoofd te staan. Hij hoopte dat de Noorse dondergod Þor ze zou laten aanspoelen op een plek waar hij zich permanent diende te vestigen. Hij zwoer daarbij op die plaats zijn boerderij te bouwen. In eerste instantie vestigde hij zich op de kaap Ingólshöfði aan de zuidkust nabij het huidige Skaftafell en stuurde hij twee slaven, Karli en Vífil, op pad om te zoeken naar de pilaren.

Iets verder naar het westen was Hjörleif Hróðmarsson, een goede vriend van Ingólfur Arnarson, aan land gekomen. Die raakte echter nogal in de problemen toen zijn slaven onvoldoende arbeidsethos toonden om het juk van de ploeg te delen met een os. Karli en Vífil, die op zoek waren naar de pilaren, vonden het lichaam van Hjörleif en rapporteerden aan Ingólfur Arnarson. Die nam de situatie niet bepaald lichtzinnig op en achtervolgde de slaven naar de eilanden van de Vestmannaeyjar-archipel. Op Heimaey werden zij stuk voor stuk afgeslacht. Wel redde Ingólfur Arnarson alle vrouwen, waaronder zijn zus Helga, die met Hjörleif Hróðmarsson getrouwd was.

Ingólfur Arnarson en zijn stam verhuisden naar Hjörleifshöfði, waar zijn vermoorde vriend zich in eerste instantie had gevestigd. Een winter later trok de stam nog verder naar het westen en overwinterden ze op Fjallstún, nabij Selfoss. Zodoende naderde de stam de plek waar Karli en Vífil de pilaren uiteindelijk vonden in het jaar 877.

Het vinden van de pilaren

De plek waar de pilaren uiteindelijk werden gevonden, lag aan de Faxaflói-baai. Hoewel zijn slaven de plek hiervoor niet geschikt achtten, bleef Ingólfur Arnarson bij zijn belofte hier zijn boerderij te bouwen. Hij was dermate blij met de vondst van de pilaren, dat Karli en Vífil voortaan vrij waren. Nabij de vindplaats van de pilaren kwam stoom aan het oppervlak vanuit warmwaterbronnen. Ingólfur Arnarson noemde de plek dan ook 'Rookbaai': Reykjavík. Men gaat ervan uit dat de boerderij stond op een plek halverwege de oude haven en het Tjörnin-meer op de hoek van waar nu de straten Sudurgata en Adalstræti liggen in het huidige Reykjavík. De boerderij bevond zich waarschijnlijk direct aan de kust, maar doordat Reykjavík door de tijd een stuk hoger is komen te liggen, ligt de plek nu wat verder landinwaarts.

Veel meer dan dat de boerderij en het bezit aan grond van Ingólfur Arnarson een groot deel van zuidwest IJsland besloegen, is er niet bekend over hoe het verder ging. Volgens de legenden werd Ingólfur Arnarson nadat hij stierf begraven op de heuvel Inghóll nabij de berg Ingólfsfjall bij Selfoss.

terug naar boven



 


Foto's

Standbeeld van Ingólfur Arnarson